Noodhulp: mensen met een handicap eerst?
Als iedereen in nood is, kun je dan wel specifieke aandacht geven aan mensen met een beperking? Een reportage uit Nepal.
Twee maanden na de verwoestende aardbeving pakken de Nepalezen de draad weer op. Maar hoe bouw je eigenhandig je huis op als je in een rolstoel zit, of een zware vorm van autisme hebt?
Twee maanden na de zware aardbevingen in april en mei, bouwen Nepalezen hun woningen op met nieuwe golfplaten. Foto: Poornima Shrestha ©
In het Nepalese Rasuwa, startpunt van een geliefde toeristische trekroute, wemelt het in plaats van wandelaars al weken van de hulpverleners. Dawa Furba Tamang coördineert hier de distributie van glimmende aluminium golfplaten. “Dit is de laatste lading”, zegt hij trots, “dan hebben 630 huishoudens materiaal voor hun nieuwe onderkomen.”
Mensen met ‘n handicap eerst
Terwijl hij al regelend rond rent hangt zijn rechter hemdsmouw wat verloren langs zijn lijf. Dawa heeft één arm. ´Oh dat. Dat hindert me niet bij mijn werk hoor.’ Dawa heeft wel iets anders aan zijn hoofd. Sinds de zware aardbevingen in april en mei is hij continue in touw om ervoor te zorgen dat zijn dorpsgenoten basishulp krijgen. Daarbij zorgt de coördinator dat ook kwetsbare Nepalezen niet over het hoofd worden gezien. “Mensen met een handicap eerst!”, is zijn motto.
Een lijfspreuk die Dawa niet alleen met de mond belijdt, maar ook actief uitdraagt in zijn werk voor de Karuna Foundation, een Nederlands-Nepalese organisatie die al langer in de regio werkt met kinderen met een handicap. Via het Liliane Fonds, onderdeel van het Nederlandse consortium ADID, krijgt Karuna nu, na de zware aardbevingen, geld om noodhulp te verlenen aan mensen met een beperking.
“Maar hoe bouw je eigenhandig je huis op as je in een rolstoel zit?"
In Dawa’s dorp is 95 procent van de oorspronkelijk huizen door de aardbeving verwoest. De dorpelingen wonen nu in gekleurde tenten en golfplaten tunnels, pal naast de brokstukken van hun voormalig onderkomen. Zo dicht bij het epicentrum zijn veel mensen alles kwijtgeraakt. Hun huisraad, vee en de toeristen, een belangrijke inkomstenbron. Iedereen heeft wel iemand verloren.
In zo’n crisissituatie dringt een moeilijk vraag op: als iedereen in nood is, is er dan wel ruimte om extra aandacht te geven aan mensen met een beperking, een relatief kleine groep?
Vanuit een gammele ziekenhuisrolstoel kijkt een man op bij het horen van deze vraag. Niet alleen verloor hij zijn huis, ook zijn oude rolstoel overleefde de beving niet.
“Sinds de hoofdweg onder de stenen is bedolven, kom ik bijna nergens. Niet bij het distributiepunt voor voedsel, niet bij de winkel en ik kan niet in de rij gaan staan om steungeld van de overheid op te halen.” Hij tuurt naar zijn nieuwe aluminium hut. De buren hebben hem geholpen bij de constructie. “Ik woon nu zelfs groter”, grijnst hij. “Maar zonder hulp weet ik niet wat ik zou moeten”.
“Daarom is het toch gek”, vindt Deepak Raj Sapkota, de Nepalese directeur van Karuna, ‘dat juist deze groep kwetsbare mensen met de reguliere hulpprogramma’s niet wordt bereikt.”
Een dag na de beving, eerder dan veel grote hulporganisaties, kwam Sapkota als vrijwilliger aan in Rasuwa. “Natuurlijk help je in zo’n situatie iedereen. Maar wij helpen de meest kwetsbare eerst. Die zijn in grotere nood. Dat is toch niet meer dan logisch?”
In de bergendorpen van Nepal is de overheid ver weg. Hier zijn mensen gewend om voor zichzelf te zorgen en waar nodig , voor elkaar. Als de ene noodwoning af is, wordt de volgende gezamenlijk opgebouwd.
Voor Sapkota begint het proces van inclusie daarom bij het besef dat wanneer je als gemeenschap voor elkaar zorgt, ook mensen met een beperking worden opgenomen. “Het gaat om het creëren van harmonie tussen groepen in plaats van scheidslijnen.” Als je niet kunt lopen, moet je op je familie, buurman of buurvrouw kunnen rekenen wanneer de aarde begint te trillen.
De zestienjarige Shantila heeft een verstandelijke beperking en wist inderdaad niet wat haar overkwam in de ochtend van 25 april.
Ze zat rustig op de bank haar favoriete televisieprogramma te kijken, toen ineens alles beefde. “Het schilderijtje boven de televisie viel de hele tijd naar beneden, en dan hing ik het weer op.”
Toen haar moeder schreeuwend binnen kwam rennen, dacht ze dat er iets met hun kippen was gebeurd.
“Nu weet ik dat het een aardbeving was en weet ik ook wat ik de volgende keer moet doen: naar buiten rennen!”
Terwijl de overheid zich verslikt in de administratie rondom de slachtofferregistratie, doen de mensen in dorpen zoals Rasuwa wat ze altijd hebben gedaan. Ze staan op, repareren de huizen en gaan verder.
Hoeveel mensen met een beperking zijn omgekomen tijdens de aardbevingen is vooralsnog onduidelijk. Maar naar alle waarschijnlijkheid konden vele van hen niet op tijd konden wegkomen of waren ze zich niet bewust van de gevaren.
De wederopbouw kan ook kansen bieden, ziet Sapkota. “De aardbevingen hebben iedereen getroffen, mensen met en zonder handicap”, zegt Sapkota.
“Volgens mij is dit het beste moment ooit om in de gemeenschappen erkenning te krijgen voor het feit dat we nu met zijn allen verder moeten. En dat je daarbij níemand achterlaat.”
Sapkota: “De aardbevingen hebben iedereen getroffen, mensen met en zonder handicap.”